
Kledingcafé als input voor beleidsplan voor duurzame kledingindustrie
AlgemeenWESTERVOORT - Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) organiseerde de afgelopen weken twee kledingcafé’s. De eerste vond plaats in Rotterdam, als grote gemeente in het westen van het land, de tweede in Westervoort, volgens Afke van Rijn een bruisende kleinere gemeente in het oosten.
Door Alie Engelsman
De Directeur-generaal Milieu en Internationaal bij het ministerie van IenW, speelde een actieve rol tijdens het Kledingcafé, door onder meer gespreksleider te zijn aan één van de tafels op 7 november in Zalencentrum Wieleman.
De kledingindustrie is wereldwijd één van de meest vervuilende industrieën. Om kleding te maken worden er veel grondstoffen, chemicaliën en water gebruikt en bovendien is het transport ervan ook zeer belastend voor het milieu. “We leven in een wegwerpmaatschappij en daarvan maakt kleding een belangrijk deel uit. We willen dat tij keren,” aldus Jaap Steensma, persvoorlichter van het ministerie van IenW. Nederlanders kopen gemiddeld 50 nieuwe kledingstukken per persoon per jaar. Dat is veel meer dan nodig is, vindt Van Rijn. “We willen graag horen wat er speelt en leeft bij mensen als het gaat om kleding. Wat zouden we samen anders kunnen doen en hoe kun je een samenspel daar omheen goed organiseren?” Aan de hand van een drietal vragen konden de circa 45 aanwezigen in groepjes met elkaar in gesprek gaan, onder leiding van een gespreksleider vanuit het ministerie.
Er kwam veel boven tafel in Westervoort. Redenen om nieuwe kleding te kopen zijn onder andere meegaan met de mode, sociale druk (je wilt er bij horen), het moet lekker zitten, verleidende reclame (met name van de online webshops). De kwaliteit van kleding is belangrijk voor de duurzaamheid, deze is via online winkels vaak niet te beoordelen. Door de kwaliteit te voelen en kleding te passen in de fysieke winkels kunnen miskopen grotendeels voorkomen worden. Waar kleding wordt gekocht varieert van exclusieve kledingzaken tot goedkopere kledingketens als Primark, Zeeman en Wibra. Kopen van tweedehands kleding gebeurt steeds meer, in tegenstelling tot vroeger, toen daar op neer werd gekeken. Ook schaamte bij kinderen en jongeren die geen merkkleding kunnen dragen, is minder aan de orde in deze tijd. Jongeren kopen over het algemeen meer kleding, zoals Van Rijn grapte in het openingsgesprek: “Mijn dochter krikt het gemiddelde wel omhoog.”
Inloopkast De Cirkel in Westervoort werd veelvuldig genoemd als kringloopzaak waar kwalitatief goede tweedehandskleding te koop is voor een schappelijke prijs. “Deze initiatieven zouden meer steun moeten krijgen van de overheid,” volgens een deelnemer. In Duiven is er de ‘Shop voor Nop’ waar kleding eenmaal per maand, gratis te halen is voor de minima.
De reacties van de deelnemers waren positief: “Goed om er samen over te praten, inspirerend, herkenning, leuk om mensen te ontmoeten die er ook mee bezig zijn.” De resultaten van deze avond zullen samen met die van het Kledingcafé in Rotterdam en de opbrengsten van de straatinterviews in de gemeenten Breda en Groningen verzameld en uitgewerkt worden. Ze zullen worden meegenomen bij het schrijven van het nieuwe beleidsplan over een duurzame kledingindustrie. Staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat): “Er liggen dankzij alle deelnemers van de Kledingcafés straks heel veel antwoorden en ideeën op tafel, waarmee ik samen met andere ministeries, ondernemers, bedrijven en winkels verder kan werken aan nieuwe plannen voor een duurzame kledingindustrie.” Naar verwachting zal het beleidsplan in de tweede helft van 2024 verschijnen.